Een statief is soms een handig hulpmiddel voor fotografen. Het zorgt ervoor dat je camera volledig stil blijft staan, wat essentieel is bij bepaalde vormen van fotografie. Denk bijvoorbeeld aan landschapsfotografie, waarbij je lange sluitertijden gebruikt om bijvoorbeeld stromend water glad te maken. Of nachtfotografie, waarbij je de sterrenhemel wilt vastleggen zonder dat bewegingen je opname verpesten. Ook bij macrofotografie – waarbij elk klein detail haarscherp moet zijn – is een statief een onmisbare tool. En zo zijn er nog wel meer vormen van fotografie te noemen.
Het statief helpt je niet alleen om scherpe beelden te maken, maar geeft je ook meer tijd om je compositie te maken. Het biedt stabiliteit die met de hand simpelweg niet mogelijk is. Maar wat veel mensen niet weten, is dat je de beeldstabilisatie moet uitschakelen wanneer je een statief gebruikt. Doe je dit niet, dan kan je juist onscherpe beelden krijgen. In deze blog leg ik uit waarom dat zo is.
Wat is beeldstabilisatie?
Beeldstabilisatie, ook wel "image stabilization" (IS), "vibration reduction" (VR) of "optical stabilization" (OS) genoemd, is een technologie die ervoor zorgt dat je foto’s scherp blijven, zelfs als je camera een beetje beweegt. Dit is bijvoorbeeld handig als je uit de hand fotografeert bij weinig licht en je sluitertijd wat langer is. Beeldstabilisatie werkt door kleine trillingen op te vangen en te compenseren, zodat de lens of je sensor in je camera de beweging tegenwerkt.
Waarom beeldstabilisatie uitzetten op een statief?
Een statief doet eigenlijk precies hetzelfde als beeldstabilisatie: het voorkomt dat je camera beweegt. Maar als je camera op een statief staat en dus al volledig stil is, kan de beeldstabilisatie in de war raken. In plaats van trillingen te corrigeren, kan het systeem bewegingen gaan “zoeken” die er helemaal niet zijn. Je camera staat immers al stil. Dit kan leiden tot onscherpe foto’s. Dit fenomeen wordt ook wel “overcompensatie” genoemd.
Daarom is het verstandig om de beeldstabilisatie uit te zetten als je een statief gebruikt. De camera of lens hoeft dan niets meer te corrigeren, omdat het statief het werk al doet.
Hoe zet je beeldstabilisatie uit?
Hoe je de beeldstabilisatie uitzet, hangt af van de camera of lens die je gebruikt.
1. Bij een lens met een schakelaar
Veel lenzen hebben een schakelaar aan de zijkant. Op die schakelaar staat vaak iets als “IS”, “VR” of “OS”, afhankelijk van het merk van je lens. Je kunt deze simpelweg op “OFF” zetten. Dit schakelt de beeldstabilisatie uit.
2. In het menu van je camera
Sommige camera’s hebben beeldstabilisatie ingebouwd in de body. Dit wordt “IBIS” genoemd, wat staat voor "In-Body Image Stabilization". Om dit uit te schakelen, moet je het instellingenmenu van je camera openen. Meestal vind je deze instelling in je snelmenu.
Wanneer moet je het wél aan laten staan?
Er zijn een paar uitzonderingen waarbij je beeldstabilisatie aan kunt laten staan, zelfs als je een statief gebruikt. Bijvoorbeeld:
- Als je een statief gebruikt, maar toch iets beweegt, zoals bij panning (een beweging waarbij je de camera meebeweegt met je onderwerp). Sommige stabilisatiesystemen hebben een “panning-modus” die specifiek hiervoor is ontworpen.
- Bij statieven van mindere kwaliteit die niet helemaal stil staan, bijvoorbeeld omdat er wind is of de ondergrond instabiel is.
Vergeet dus niet de beeldstabilisatie uit te schakelen als je met je statief gaat werken. Dit voorkomt dat je camera of lens onnodig probeert te corrigeren voor bewegingen die er niet zijn. Controleer of je dit moet doen op je lens of in het camera-menu, afhankelijk van jouw apparatuur.